durcheinander bringen | van zijn stuk gebracht |
durcheinander bringen (v) (verwirren) | van de wijs brengen (v) (verwirren) |
durcheinander bringen (v) (vermischen) | verstoren (v) (vermischen) |
durcheinander bringen (v) (vermischen) | in de war brengen (v) (vermischen) |
durcheinander bringen (v) (vermischen) | wanorde scheppen (v) (vermischen) |
durcheinander bringen (v) (verwirren) | verwarren (v) (verwirren) |
durcheinander bringen (v) (verwirren) | in de war brengen (v) (verwirren) |
durcheinander bringen (v) (allgemein) | onordelijk maken (v) (allgemein) |
durcheinander bringen (v) (verwirren) | van zijn stuk brengen (v) (verwirren) |
durcheinander bringen (v) (allgemein) | in de war brengen (v) (allgemein) |
durcheinander bringen (v) (plan) | in de war sturen (v) (plan) |
durcheinander bringen (v) (verwirren) | uit zijn evenwicht brengen (v) (verwirren) |
durcheinander bringen (v) (plan) | in het honderd sturen (v) (plan) |